benedenhuis
- Geluid: benedenhuis (hulp, bestand)
- be·ne·den·huis
- samenstelling van beneden en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | benedenhuis | benedenhuizen |
verkleinwoord | benedenhuisje | benedenhuisjes |
het benedenhuis o
- woning op de begane grond in een huis met meerdere verdiepingen
- Gehandicapten kunnen vaak alleen maar wonen in een benedenhuis of in een huis met een lift.
- Het woord benedenhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benedenhuis" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be