• me·sure

mesure v

  1. afmeting
  2. (gestandaardiseerde) eenheid van lengte, oppervlakte of inhoud
    «Le mètre est une mesure de longueur, le kilogramme une mesure de masse, le litre une mesure de capacité.»
    De meter is een eenheid van lengte, de kilogram een eenheid van massa, de liter een eenheid van inhoud.
  3. (figuurlijk) matiging, gematigdheid
  4. mate, verhouding, in à la ~ de: in verhouding tot, afgemeten aan
  5. maatregel
  6. (muziek) manier om een muziekstuk in te delen
vervoeging van
mesurer

mesure

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van mesurer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van mesurer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van mesurer
  1.   Weblink bron mesure in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition (huidig) op dictionnaire-academie.fr