• mid·del·maat
enkelvoud meervoud
naamwoord middelmaat middelmaten
verkleinwoord middelmaatje middelmaatjes

de middelmaatv / m

  1. noch tot de bovenste laag noch tot de onderste laag behoren
    • Met zeventig procent behoorden ze tot de middelmaat. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]