• ma·ten·naai·er
  • Samenstellende afleiding van maat (kameraad, makker) en de stam van naaien met het achtervoegsel -er met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord matennaaier matennaaiers
verkleinwoord

de matennaaierm

  1. (informeel) iemand die zijn collega's aangeeft bij hogere functionarissen
    • Na een lichte natrap van diezelfde Paulista op Costa ging de Spanjaard furieus verhaal halen bij de ref, die prompt rood trok voor Paulista. Costa, die in Engeland al lang de stempel van matennaaier kreeg opgeplakt, lachte in zijn vuistje bij het ingaan van de rust. [2] 
  2. (informeel) leden van de rijksrecherche
    • Er werd al eerder bekend dat een aantal agenten worden verdacht van strafbare feiten. Bouman besloot nu pas tot schorsing over te gaan omdat hij recentelijk nieuwe informatie heeft gekregen over geknoei bij aanbestedingsprocedures. Naar verluidt hebben twee agenten zich kort geleden gemeld bij de Rijksrecherche met informatie over onrechtmatigheden. Schorsing werd toen onvermijdelijk. Bij de politie bestaat het vermoeden dat veel klokkenluiders zich tot nu toe niet melden omdat ze bang zijn voor matennaaier te worden uitgemaakt. [3] 
  1. matennaaier op website: Etymologiebank.nl
  2. De Standaard 19/09/2015 door jtp
  3. NRC Marcel Haenen 18 oktober 2014