• vers·maat
enkelvoud meervoud
naamwoord versmaat versmaten
verkleinwoord

de versmaatv / m

  1. in de poëzie gebruikte term voor een combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen
    • Patrick Lateur koos, evenals bij zijn veelgeprezen Ilias, voor een soepele jambe, de versmaat van Gorter en Nijhoff. Hier ziet Penelopeia eindelijk in dat de vreemdeling die haar gasten over de kling heeft gejaagd, haar man is:[2] 
    • De nieuwe tekst van het volkslied is nog niet klaar. Probleem is dat de tekstregel in kwestie ('Heimat bist du grosser Söhne') langer wordt, als naast de zonen ook de dochters van Oostenrijk genoemd moeten worden. Daardoor ontstaan problemen met de versmaat. 'Heimat bist du grosser Töchter und grosser Söhne'zou veel te lang zijn. [3] 
63 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Piet Gerbrandy 17 september 2016
  3. Volkskrant 13 juli 2011
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be