vers
- (bijvoeglijk naamwoord) erfwoord van Oudnederlands frisk, Protogermaans *friska-. Doublet met fris. In de betekenis van ‘fris, nieuw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240.[1][2]
- (zelfstandig naamwoord) Leenwoord uit het Frans. In de betekenis van ‘dichtregel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [3][2]
het vers o
- (dichtkunst) gedicht
- (dichtkunst) dichtregel
- (dichtkunst) couplet
[2] "dichtregel"
- Dat is vers twee.
Dat is voor nu slechte een bijzaak / Dat is iets om op een later moment meer aandacht aan te geven
1. gedicht
2. dichtregel
- Het woord vers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vers" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ vers op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 "vers" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vers op website: Etymologiebank.nl
- 1 2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be