• ver·zen·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord verzenmaker verzenmakers
verkleinwoord verzenmakertje verzenmakertjes

de verzenmakerm

  1. (persoon) iemand die rijmende teksten maakt
     In zijn boek wordt het sonnet Ichthyologie van Achterberg afgedrukt, gevolgd door een eigen werk over hetzelfde onderwerp, onder de titel Opknapbeurt. De vraag lijkt gewettigd of hier van heiligschennis sprake is. „Voor de gelovigen wel," antwoordt de verzenmaker.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Henk van Gelder
    “Alledagsdichter” (28 maart 1986) op nrc.nl