rijmelaar
- rij·me·laar
- Naamwoord van handeling van rijmelen met het achtervoegsel -aar[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijmelaar | rijmelaars |
verkleinwoord |
de rijmelaar m
- (pejoratief) iemand die slechte, eenvoudige, simpele rijmpjes maakt
- Nijntje was 41 jaar oud toen Bruna een Zilveren Penseel won. In 1989 had hij voor Boris Beer het Gouden Penseel, de prijs voor het best geïllustreerde kinderboek, ontvangen. De Zilveren Griffel –een jeugdliteratuurprijs– in 1997 voor ”Oma Pluis” was voor Dick Bruna overigens meer waard dan de twee penselen bij elkaar. „Iedereen vond me een beetje een rijmelaar. Ik wil niet beweren dat ik mezelf een dichter vind, maar ik doe toch voor ieder boekje wel erg mijn best.” [2]
- Dan is er nog het negatieve imago van Datheen als een rijmelaar met rammelende verzen, en daartegenover het Wilhelmus als een lied van grote schoonheid. Een nuchtere en eerlijke analyse wijst evenwel uit dat Datheens krakkemikkigheid vooral te maken heeft met de verhouding tussen tekst en melodie. [3]
- Wat die teksten betreft: de dichter ervan, Picander, wordt wel eens een rijmelaar genoemd. [4]
- Het woord rijmelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijmelaar" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Marianne Witvliet 21-12-2011 Dick Bruna eindigt in het platte vlak
- ↑ Reformatorisch Dagblad dr. Bram Maljaars 13-05-2016 Spijkerhard bewijs voor auteurschap Wilhelmus ontbreekt nog
- ↑ De Standaard 30 AUGUSTUS 2012 OM 03:00 UUR | Stefan Grondelaers ‘Je hebt eerlijke en oneerlijke Mattheuspassies'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be