rijmelen
rij·me·len
- frequentatief gevormd uit rijmen met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rijmelen |
rijmelde |
gerijmeld |
zwak -d | volledig |
- (pejoratief) inergatief slechte gedichten maken
- Het tijdperk, waarin hij rijmelt, duurt lang; toen hij betere verzen schreef was het klaarblijkelijk onder invloed van zijn omgeving. [3]
- Het woord rijmelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijmelen" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Verwey, A.Frederik van Eeden (1939) C.A. Mees, Santpoort
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be