• fres·co
  • Leenwoord uit het Italiaans[1] In de betekenis van ‘muurschildering’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord fresco fresco's
freschi
verkleinwoord frescootje frescootjes

hetfrescoo

  1. (schilderkunst) muurschildering met waterverf op een verse laag kalk
  2. (textiel) kamgarenstof, geschikt voor zomerkleding
92 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[4]
enkelvoud meervoud
fresco frescos

fresco m

  1. (informeel) druktemaker
  2. (schilderkunst) fresco, muurschildering
  enkelvoud meervoud
  mannelijk     fresco     frescos  
  vrouwelijk     fresca     frescas  

fresco

  1. fris [3], koel
  2. vers