koel
- koel
- In de betekenis van ‘matig koud’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | koel | koeler | koelst |
verbogen | koele | koelere | koelste |
partitief | koels | koelers | - |
koel
- met een naar verhouding lagere temperatuur dan de warme of hete omgeving
- Zet het in de kelder, dan blijft het wel koel.
- ▸ Met hernieuwde moed liep ik de berg af en vulde snel mijn lege waterflessen met het koele water uit het meer, waarbij ik moest terugdenken aan het advies van mijn dochter.[2]
- zonder het tonen van emoties
|
1. met een naar verhouding lagere temperatuur dan de warme of hete omgeving
vervoeging van |
---|
koelen |
koel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koelen
- Ik koel.
- gebiedende wijs van koelen
- Koel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koelen
- Koel je?
- Het woord koel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "koel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
koel | koeler | koelste |
koel
- koel
- «Die klimaatsveranderinge van die 15de en 16de eeu met hul koue winters en koel somers het tot voedseltekorte gelei.»
- De klimaatsveranderingen van de 15e en 16e eeuw met hun koude winters en koele zomers hebben tot voedseltekorten geleid.
- «Die klimaatsveranderinge van die 15de en 16de eeu met hul koue winters en koel somers het tot voedseltekorte gelei.»
koel
koel