• koe·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koelen
koelde
gekoeld
zwak -d volledig

koelen

  1. overgankelijk warmte afvoeren van iets
    • De reactor kon door het uitvallen van de pompen niet langer gekoeld worden. 

koelen

  1. datief van koel , archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]