Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • druk·te·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord druktemaker druktemakers
verkleinwoord druktemakertje druktemakertjes

Zelfstandig naamwoord

druktemaker m

  1. iemand die veel drukte maakt
    • Ons gesprek eindigde in verlegenheid. Ik waardeer zijn drive en gun hem een mooie loopbaan, ook vanuit de overtuiging dat meer pluriformiteit de politie flink zal verbeteren. Maar durfde hem niet te zeggen, ook al beseft hij dat zelf wellicht al, dat het lang niet zeker is dat alle te verzamelen papiertjes uiteindelijk zullen leiden tot de verhoopte bevordering. Evenals allerlei zij-instromers met ongebruikelijke kwaliteiten dreigen vaklieden zoals hij ten prooi te vallen aan de door de reorganisatie losgewoelde, blinde krachten: hardnekkige old-boys-netwerken, onvoorspelbare plaatsingsbesluiten en ondoordachte bevorderingen, bestuurlijke drukte die druktemakers in het zadel helpt. [2] 
  2. iemand die heel druk is
    • Een vervelende druktemaker die voortdurend ruzie maakt met andere kinderen, krijgt nu niet meer de schuld van zijn sociaal onwenselijke gedrag. We begrijpen dat kinderen zichzelf niet expres zo onmogelijk maken dat ouders voortdurend boos op hen worden en andere kinderen hen pesten of negeren. Want dat doet pijn, en echt ook: in de hersenen wordt bij sociale uitsluiting hetzelfde gebiedje actief als bij fysieke pijn. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. druktemaker op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Guus Meershoek 12 januari 2017
  3. NRC 26 mei 2012
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be