aansteller
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aansteller (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanstɛlər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·stel·ler
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van aanstellen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aansteller | aanstellers |
verkleinwoord | aanstellertje | aanstellertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aansteller m
- iemand die zich aanstelt
- Mijn ouders vinden me een aansteller.
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van aanstelster
Vertalingen
1. iemand die zich aanstelt
Gangbaarheid
- Het woord aansteller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aansteller" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be