Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·stel·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanstelster aanstelsters
verkleinwoord aanstelstertje aanstelstertjes

Zelfstandig naamwoord

de aanstelsterv

  1. iemand van het vrouwelijk geslacht die zich aanstelt
    • Zij overdrijft altijd zo, ze is echt een aanstelster. 
     Wat ben je toch een koukleum, ging het door haar heen. Een aanstelster.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen