aanstellen
- Geluid: aanstellen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanstɛlə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·stel·len
- samenstelling van aan en stellen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanstellen |
stelde aan |
aangesteld |
zwak -d | volledig |
aanstellen
- overgankelijk iemand ~ tot: benoemen
- Hij werd aangesteld tot bestuurder.
- wederkerend zich ~: zich overdreven gedragen, onecht doen
- Ach, stel je niet zo aan!
- ▸ Wij mogen dan weifelen, boos of onzeker worden en ons aanstellen, maar met een beetje geluk zal in het werktuig dat we maken uiteindelijk geen spoor van onze zwakheden achterblijven.[2]
1. benoemen
- Het woord aanstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanstellen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ aanstellen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be