poser
- po·ser
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poser | posers |
verkleinwoord |
- Het woord 'poser' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poser |
posais |
posé |
eerste groep | volledig |
poser
- stellen
- plaatsen
- (spreektaal) indruk maken
- «Une Lamborghini comme ça, ça pose.»
- Met zo'n Lamborghini maak je de blits. [1]
- «Une Lamborghini comme ça, ça pose.»
- po·ser
poser
- tegenwoordige tijd van pose
poser
- gebiedende wijs van posere
poser, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van pose
- po·ser
poser
- gebiedende wijs van posere
- IPA: /pɔsɛr/
- po·ser
poser
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het perfectieve werkwoord posrat