verzen
- ver·zen
- [A] vers zn met de uitgang -en, waarbij de sisklank weer stemhebbend wordt en met een z wordt geschreven
- [B] erfwoord via Middelnederlands versene van Oudnederlands fersna, in de betekenis "hiel" aangetroffen in de 10e eeuw in de Wachtendonckse Psalmen , gebruikt in de Bijbel [1][2][3]
de [A] verzen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vers
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verzen | verzenen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als enkelvoud.
- (anatomie) (verouderd) achterste deel van de voet, met inbegrip van de overgang naar het onderbeen
- (anatomie) (verouderd) (bij hoefdieren) achterste deel van de hoef
- Het enkelvoud is vanaf de 18e eeuw niet meer gangbaar, de meervoudsvorm "verzenen" alleen nog in Bijbelse taal.
- [2] de verzenen tegen de prikkels slaan
- Het woord verzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.