• hoef·dier
enkelvoud meervoud
naamwoord hoefdier hoefdieren
verkleinwoord hoefdiertje hoefdiertjes

het hoefdiero

  1. (dierkunde) benaming voor een groot, viervoetig, meestal plantenetend zoogdier dat (vaak zeer harde) voortdurend doorgroeiende hoeven bezit
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord hoefdier hoefdiere

hoefdier

  1. (dierkunde) hoefdier