hoefdier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoef·dier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zoogdier met hoeven’ voor het eerst aangetroffen in 1921 [1]
- samenstelling van hoef en dier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoefdier | hoefdieren |
verkleinwoord | hoefdiertje | hoefdiertjes |
Zelfstandig naamwoord
hoefdier o
- (dierkunde) een dier dat hoeven bezit
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. dieren die hoeven bezitten
Gangbaarheid
- Het woord hoefdier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hoefdier" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoefdier | hoefdiere |
Zelfstandig naamwoord
hoefdier