• zoog·dier
enkelvoud meervoud
naamwoord zoogdier zoogdieren
verkleinwoord zoogdiertje zoogdiertjes

het zoogdiero

  1. (dierkunde) warmbloedig, behaard gewerveld dier dat zijn (meestal) levend geboren jongen met melk voedt, behorend tot de biologische klasse Mammalia  
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]