Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoog·die·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - zoogdieren
verkleinwoord zoogdiertje zoogdiertje

Zelfstandig naamwoord

zoogdieren mv

  1. (dieren) klasse Mammalia   van warmbloedige, meestal levendbarende chordadieren die hun jongen zogen met borstvoeding
    • Hoewel vroeger anders gedacht werd, behoren walvissen en dolfijnen ook tot de zoogdieren. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de zoogdierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zoogdier

Gangbaarheid

Meer informatie