zoog
- zoog
vervoeging van |
---|
zogen |
zoog
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zogen
- Ik zoog.
- gebiedende wijs van zogen
- Zoog!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zogen
- Zoog je?
vervoeging van |
---|
zuigen |
zoog
- enkelvoud verleden tijd van zuigen
- Ik zoog.
- Jij zoog.
- Hij, zij, het zoog.
- Ik zoog.
- Het woord zoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoog" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be