bennettwallaby (Macropus rufogriseus)
  • (IPA in voorbereiding)
  • bui·del·die·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord buideldieren
verkleinwoord

de buideldierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buideldier
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (zoogdieren) een infraklasse Marsupialia   van zoogdieren waarvan de vrouwtjesdieren twee baarmoeders hebben. Vaak, maar lang niet altijd, bezitten vrouwtjesdieren een buidel. Deze buidel is een soort huidplooi, waarin de tepels van het dier liggen en waar het jong in wordt gedragen. De meeste buideldieren komen voor in Australië, Nieuw-Guinea en oostelijk Indonesië. Drie families, waaronder de buidelratten, komen enkel voor in de Nieuwe Wereld.