buideldieren
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- bui·del·die·ren
Woordherkomst en -opbouw
- buideldier zn met de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buideldieren | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
buideldieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord buideldier
- meervoudsvorm als officiële benaming (zoogdieren) een infraklasse Marsupialia van zoogdieren waarvan de vrouwtjesdieren twee baarmoeders hebben. Vaak, maar lang niet altijd, bezitten vrouwtjesdieren een buidel. Deze buidel is een soort huidplooi, waarin de tepels van het dier liggen en waar het jong in wordt gedragen. De meeste buideldieren komen voor in Australië, Nieuw-Guinea en oostelijk Indonesië. Drie families, waaronder de buidelratten, komen enkel voor in de Nieuwe Wereld.
Hyperoniemen
Hyponiemen
- [2] zie de categorie: Buideldieren in het Nederlands
- [2] buideldassen, buidelmollen, klimbuideldieren, opossummuizen, opossums, roofbuideldieren
Gangbaarheid
- Het woord buideldieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.