melk
- melk
- In de betekenis van ‘vloeistof uit zoogklieren’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | melk | - |
verkleinwoord | melkje | melkjes |
- het voedzame vocht uit de melkklieren van vrouwelijke zoogdieren
- een witte vloeistof (suspensie) van andere herkomst, bijvoorbeeld van soja of kokosnoot (sojamelk resp. kokosmelk)
- (veeteelt), (drinken) zuivelproduct geschikt voor menselijke consumptie
|
- Als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd
- De ( of zijn) melk ( of room) optrekken
Stoett-1496 [2]
- de kat bij de melk zetten
- De kat bij de melk zetten
Iemand erg in de verleiding brengen
- Een land van melk en honing zijn
een land waar het goed en voorspoedig leven is
- Veel in de melk te brokkelen (of brokken) hebben
veel invloed ergens hebben
1.
|
|
vervoeging van |
---|
melken |
melk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van melken
- Ik melk.
- gebiedende wijs van melken
- Melk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van melken
- Melk je?
- Het woord melk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "melk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "melk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | melk | - |
melk
melk
melk