melken
- mel·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
melken /mɛlkə(n)/ |
melkte molk /mɔlk/ |
gemolken /ɣəmɔlkə(n)/ |
klasse 3
zwak -t
|
volledig |
melken
- overgankelijk, (veeteelt) de melk uit de klieren van een zoogdier halen
- De koeien moeten nog gemolken.
- overgankelijk overdrachtelijk: iets nuttigs aftappen, iets uitbaten
- Het gif van deze boomslang wordt gemolken om er een tegengif van te maken.
- Hij melkt huisjes.
- fokken, houden
- het melken van duiven is zijn hobby
|
1. (veeteelt) de melk uit de uier van een koe of een geit halen
|
|
- Het woord melken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "melken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "melken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ melken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be