afmelken
- af·mel·ken
- samenstelling van af bw en melken ww
afmelken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afmelken |
melkte af molk af |
afgemolken |
klasse 3
zwak -t
|
volledig |
- de uiers van koeien ontdoen van melk
- Ze uitten zich in de architectuur en inrichting van de boerderijen, het gewassenpatroon, de arbeidsdeling op en tussen boerderijen; tot aan de aanspanning der paarden en lokale gebruiken als het afmelken van koeien toe. [2]
- melkkoeien dermate heftig melken dat ze vermageren
- Het woord afmelken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afmelken" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Henk Donkers 25 maart 1993 Kaasboer, computerboer, koeienboer, gierboer
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be