melkmachine
- Geluid: melkmachine (hulp, bestand)
- melk·ma·chi·ne
- samenstelling van melk ww en machine [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | melkmachine | melkmachines |
verkleinwoord |
de melkmachine v
- (veeteelt) machine die koeien kan melken
- Ook de komst van de melkmachine, eind jaren vijftig, veroorzaakte veel reuring. „Op de jaarvergadering van de Friese Maatschappij voor Landbouw in Leeuwarden verklaarde een boer dat hij die ochtend zestig koeien had gemolken. ‘Alleen, en zonder zweten.’ En dat terwijl vier handmelkers tweemaal daags bijna twee uur nodig hadden om 32 koeien te melken. Dat was groot nieuws.”[2]
- machine waarmee van poedermelk en water melk gemaakt kan worden
- (pejoratief) handeling waarbij je zoveel mogelijk geld uit iets probeert te slaan
- Misschien verrast de rest van Evans’ album nog, maar na eerder flauwe postuumpjes van Michael Jackson en Amy Winehouse vertrouwen we er niet op. En houden we ons hart vast voor de kluizen van Prince. Want Jackson, Prince en Biggie waren perfectionisten die niets uitbrachten zonder dat ze er tevreden over waren - samen met zijn dood de voornaamste reden voor Smalls’ beperkte oeuvre. In de studio maakten ze er een erezaak van om meticuleus het kaf van het koren te scheiden. Twintig jaar later dat kaf alsnog uitbrengen, klinkt dan ook niet als een hommage, maar als een melkmachine. [3]
- machine die de room van de melk afhaalt
- Het kaartje met de Belgisch-Limburgse benamingen voor de melkafromer (kaart 4) levert drie synoniemen op: afromer (met de varianten romer en ontromer), melkmachien en écrémeuse. [4]
- [3] uitmelken
1. (veeteelt) machine die koeien kan melken
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord melkmachine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rosan Hollak 1 augustus 2014
- ↑ NRC Volkskrant
- ↑ J.J. Goossens Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 80 Taalgeografie en moderne naamgeving Een onderzoek naar de benamingen van enkele moderne landbouwbegrippen in het zuidoosten van het Nederlands taalgebied, voornamelijk Belgisch Limburg