3. Variëteiten aan soja.
  • so·ja
  • van Japans 醤油 (shoyu), in de betekenis van ‘pikante saus’ voor het eerst aangetroffen in 1670 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord soja -
verkleinwoord - -

de sojam

  1. (bloemplanten) bepaald soort peulvrucht, Glycine max  
  2. (landbouw) bepaald eiwitrijk gewas, Glycine max  , verbouwd om mensen en dieren te voeden
     Wakker Dier ziet dat voor de megastallen soja en ander veevoer wordt geïmporteerd uit de hele wereld. "Het vlees, de zuivel en de eieren worden grotendeels geëxporteerd. Maar de mest blijft hier en zorgt onder andere voor te veel stikstof in onze omgeving", stelt de organisatie.[3]
  3. (voeding) boon van Glycine max  , gebruikt als grondstof dient voor voedsel
  4. (kookkunst) sojasaus
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]