• ko·kos·noot
enkelvoud meervoud
naamwoord kokosnoot kokosnoten
verkleinwoord kokosnootje kokosnootjes

de kokosnootv / m

  1. (plantkunde) een holle vrucht van de kokospalm met wit vruchtvlees en een vezelige bast
    • Op Hawaï staan veel bomen met kokosnoten erin. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]