• ko·kos·koek
enkelvoud meervoud
naamwoord kokoskoek kokoskoeken
verkleinwoord kokoskoekje kokoskoekjes

de kokoskoekm

  1. (voeding) een koek op basis van kokos
    • Hij heeft kokoskoekjes gebakken voor zijn verjaardag. 
  2. een taart op basis van kokos
    • Hij heeft een kokoskoek gebakken voor zijn verjaardag.