kokoskoek
- Geluid: kokoskoek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkokɔsˌkuk / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈko.kɔsˌkuk/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈko.kɔsˌkuk/
- ko·kos·koek
- samenstelling van kokos zn en koek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kokoskoek | kokoskoeken |
verkleinwoord | kokoskoekje | kokoskoekjes |
de kokoskoek m
- (voeding) een koek op basis van kokos
- Hij heeft kokoskoekjes gebakken voor zijn verjaardag.
- een taart op basis van kokos
- Hij heeft een kokoskoek gebakken voor zijn verjaardag.
- [2] kokostaart
- [1] kokosmakron, kokosmakroon
- kokosboom, kokosbrood, kokosgaren, kokosmat, kokosmelk, kokosnoot, kokosnotenboom, kokosolie, kokospalm, kokossuiker, kokosvlees
1. een koek op basis van kokos
2. een taart op basis van kokos
- Het woord kokoskoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.