kokos
- Geluid: kokos (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkokɔs / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈko.kɔs/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈko.kɔs/
- ko·kos
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kokos | - |
verkleinwoord | - | - |
het kokos o
- (stofnaam) de eetbare substantie in het binnenste deel van de kokosnoot
- Misschien is het wel lekker om hier wat kokos door te doen.
- kokosboom, kokosbrood, kokosgaren, kokoskoek, kokosmakron, kokosmakroon, kokosmat, kokosmelk, kokosnoot, kokosnotenboom, kokosolie, kokospalm, kokossuiker, kokosvezel, kokosvlees
- Het woord kokos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kokos" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
kokos