kokosmakronen
  • ko·kos·ma·kroon
enkelvoud meervoud
naamwoord kokosmakroon kokosmakronen
verkleinwoord kokosmakroontje kokosmakroontjes

de kokosmakroonm

  1. (voeding) een ronde koek op kokosbasis op een stuk rond ouwel
    • Die jongen stond op de stoep zijn kokosmakroon te eten. 
  2. (scheldwoord) iemand die zich dom of onhandig gedraagt[1]
    • Die manier van op een splitsing af rijden is ook gewoon laten zien dat je geen greintje verstand in je pinda hebt, wat een kokosmakroon ben je dan zeg. [2]
  • Dit woord bestaat naast het minder gebruikelijke maar oorspronkelijke "kokosmakron".