makroon
- ma·kroon
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘koekje’ voor het eerst aangetroffen in 1700 [1]
- van makron
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | makroon | makronen |
verkleinwoord | makroontje | makroontjes |
de makroon m
- (voeding) amandelkoekje, bitterkoekje, koekje bereid uit amandelspijs en eiwit, met naar plaats en tijd verschillende bereidingswijzen: rond 1900 in België en Zuid-Nederland vooral een heel klein meelkoekje op papier vastgebakken, vanaf de twintigste eeuw ook twee koekjes op elkaar met een zachte vulling ertussen, vaak met opvallende kleuren.
- [...]; tegen het zekere verlies van sous-stukken en de onzekere winst van makroonen of glaswaar schuiven aankomende jongelingen ivoren of houten ballen onder opstaande kroesen op eironde biljarttafels; [...] [2]
- Wie opgepimpte makronen wil: prak een paar aardbeien fijn, roer ze door twee eetlepels mascarpone. En gebruik ze als plakmiddel tussen twee makronen. [3]
- Het woord makroon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "makroon" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "makroon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Seyffarth, W."De Elyzeesche velden" in:Teerlink, C.C.J. en Beets, P. eds.Frankrijk, België, Groot-Brittanië en Ierland en zijne bewoners (1860) D. Noothoven van Goor, Leiden; p. 14; geraadpleegd 2014-12-21
- ↑ Troost, N."Makronen" in Koken en Eten op website De Volkskrant (6 april 2009); geraadpleegd 2014-12-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be