[1] 5.6 en 12 zijn eiwit van een ei
 
[2] deel van eiwit met peptidebinding
  • ei·wit
enkelvoud meervoud
naamwoord eiwit eiwitten
verkleinwoord eiwitje eiwitjes

het eiwito

  1. (dierkunde), (kookkunst) het deel van een ei waarin de dooier ligt
  2. (biochemie) een tot een klasse van polymere stoffen met een hoog moleculair gewicht behorende stof die samengesteld is uit diverse alfa-aminozuren verbonden door peptidebindingen
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
naamwoord eiwit eiwitte

eiwit

  1. (voeding), (scheikunde), (anatomie) eiwit