kokospalm
- Geluid: kokospalm (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkokɔsˌpɑləm / (3 of 4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈko.kɔsˌpɑɫm/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈko.kɔsˌpɑlm/
- ko·kos·palm
- samenstelling van kokos en palm [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kokospalm | kokospalmen |
verkleinwoord | kokospalmpje | kokospalmpjes |
de kokospalm m
- (bloemplanten) Cocos nucifera een palm behorend tot de palmenfamilie (Palmae of Arecaceae ) die tot 30 m hoog kan worden en 4-6 m lange bladeren heeft. Het endocarp van de vrucht, met de kiemopeningen, lijkt op het gezicht van een aap, die in het Portugees coco wordt genoemd
- copra, kalapa, klapper, kokos, kopra
- kokosboom, kokosbrood, kokosgaren, kokoskoek, kokosmakron, kokosmakroon, kokosmat, kokosmelk, kokosnoot, kokosnotenboom, kokosolie, kokossuiker, kokosvlees
1. een palm die tot 30 m hoog kan worden en 4-6 m lange bladeren heeft
- Het woord kokospalm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kokospalm" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- [1] kokospalm op Wikidata
kokospalms | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kokospalm | kokospalmen | kokospalmer | kokospalmerna |
genitief | kokospalms | kokospalmens | kokospalmers | kokospalmernas |
kokospalm g