• Mil·lich
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Millich die Millich - - - - - -
datief re Millich der Millich - - - - - -
accusatief en Millich die Millich - - - - - -

Millich, v, geen meervoud

  1. (veeteelt) melk (product van veeteelt; diervoeder, dierenvoeder)
    «Datt misse sie Millich, Brot un Oier kaafe.»
    Er moeten ze melk, brood en eieren kopen.
  2. (drinken), (voeding) melk (drank, melkproduct)
  3. (kookkunst) melk (ingrediënt)
  4. in samengestelde woorden met andere betekenissen


  • Mil·lich

Millich, v

  1. (veeteelt) melk (product van veeteelt; diervoeder, dierenvoeder)
  2. (drinken), (voeding) melk (drank, melkproduct)
  3. (kookkunst) melk (ingrediënt)