• on·even·hoe·vi·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord onevenhoevige onevenhoevigen
verkleinwoord - -

de onevenhoevigev / m

  1. (dierkunde) benaming voor een zoogdier dat tot de orde Perissodactyla   behoort
     Paarden hebben maar één hoef aan iedere poot. Een paard is een onevenhoevige, net zoals een zebra (één hoef) en een neushoorn (drie hoeven per poot).[1]

onevenhoevige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onevenhoevig
     Onevenhoevige dieren hebben weinig last van mond- en klauwzeer.[1]
  1. 1,0 1,1   Weblink bron
    Wim Köhler
    “Kan mijn huisdier mond- en klauwzeer krijgen?” (30 maart 2001) op nrc.nl