ezel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ezel
Woordherkomst en -opbouw
- via Middelnederlands esel ontleend van Latijn asinus, in de betekenis van ‘paardachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ezel | ezels |
verkleinwoord | ezeltje | ezeltjes |
Zelfstandig naamwoord
ezel m
- (onevenhoevigen) bepaald paardachtig zoogdier, Equus asinus , met lange oren dat zeer eigenwijs is
- De ezel was continu aan het balken.
- ▸ Ik ben eigenlijk loodgieter en heb al mijn gereedschap en mijn bestelbus verkocht, waarvan ik deze twee paarden heb gekocht voor 2500 dollar per stuk. Maar ik begrijp nu waarom de vorige eigenaar van ze af wilde, ze luisteren totaal niet, superkoppig, net ezels.[4]
- (scheldwoord) domkop
- Je bent een ezel omdat je de sleutel bent verloren.
- (gereedschap) (schilderkunst) steunmeubel, schildersezel
- De schilder had het doek op zijn ezel gezet.
- (techniek) voorste hanger van een windmolen waaraan de vangbalk vooraan met een scharnierpunt vastzit
-
1. paardachtig dier met lange oren
-
1. twee ezels
-
3. steunmeubel voor een kunstschilder
-
4. voorste hanger van een windmolen
Synoniemen
- [1] grauwtje
- [2] sufferd, oen, onbenul, rund, stommeling, uilskuiken, oelewapper, minkukel
Hyperoniemen
- [1] hoefdier
Verwante begrippen
Overerving en ontlening
Verwante begrippen
- Catalaanse ezel, Mongoolse wilde ezel, Nubische wilde ezel, Somalische wilde ezel, Syrische wilde ezel, wilde ezel
Hyponiemen
- boomezel, bordezel, buisezel, bultezel, dwergezel, geldezel, halfezel, hengstezel, krijtezel, lastezel, leidekkersezel, muilezel, paardezel, pakezel, plichtezel, pluimezel, schilderezel, schildersezel, steenezel, steppe-ezel, trekezel, veldezel, werkezel, woudezel
Afgeleide begrippen
- ezelhaas, zwarte ezelhaas
- ezel-proces, ezelachtig, ezeldrijver, ezelen, ezelenblaas, ezelhengst, ezelhoeder, ezelin, ezelkar, ezelkop, ezeloor, ezelpis, ezelromantiek, ezelsaugurk, ezelsbank, ezelsbegrafenis, ezelsbord, ezelsbrug, ezelsbruggetje, ezelschilder, ezelschilderij, ezelsdistel, ezelsdom, ezelsdoorn, ezelsdrek, ezelsfeest, ezelshert, ezelshoofd, ezelshuid, ezelskar, ezelskinnebak, ezelskomijnekaaskop, ezelskop, ezelskruid, ezelskruis, ezelslast, ezelslip, ezelsmelk, ezelsneus, ezelsoor, ezelspinguïn, ezelspoot, ezelsrug, ezelsstaart, ezelsstamp, ezelstamboek, ezelsvel, ezelsveulen, ezelswagen, ezelswerk, ezelszadel, ezelvlees, ezelwagen, ezelzadel
Verwante begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
- De jongste ezel moet het pak dragen
de jongste moet de vervelende klusjes opknappen
- Een ezel stoot zich in het algemeen geen tweemaal aan dezelfde steen
wanneer iemand een fout heeft gemaakt past diegene er meestal voor op diezelfde fout nog eens te maken
- Een schop van een ezel kunnen verdragen
je moet het aankunnen dat iemand zonder verstand van zaken kritiek geeft
- Van de bok op de ezel gaan
snel van onderwerp wisselen zonder rode draad
- Van de os op de ezel springen
steeds van onderwerp veranderen
- Zolang de ezel zakken draagt, heeft de mulder hem lief
Vertalingen
1. bepaald paardachtig zoogdier, Equus asinus
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ezelen |
ezel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ezelen
- Ik ezel.
- gebiedende wijs van ezelen
- Ezel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ezelen
- Ezel je?
Gangbaarheid
- Het woord ezel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ezel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ezel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "ezel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Fries
Zelfstandig naamwoord
ezel
- (onevenhoevigen) ezel; paardachtig dier met lange oren
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
ezel
- (onevenhoevigen) ezel; paardachtig dier met lange oren
Schrijfwijzen
Nedersorbisch
Uitspraak
- IPA: /ɛzɛl/
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Duitse Esel
Zelfstandig naamwoord
ezel
- (onevenhoevigen) ezel; paardachtig dier met lange oren