ezelkar
  • ezel·kar
enkelvoud meervoud
naamwoord ezelkar ezelkarren
verkleinwoord ezelkarretje ezelkarretjes

de ezelkarv / m

  1. kleine wagen getrokken door een ezel
    • Ik zat 15 uur in een boemelbusje om vanaf de rug van een kameel de zon in de Sahara te zien zakken (we kwamen net te laat, maar in de schemering is die zandbak ook heel groot), heb ’geslapen’ op een deken in een bedoeïenentent, at de allervieste noga (suikerzoet en knalroze) ooit en werd drieduizend keer net niet overreden door een scooter of een ezelkar. En nou wil ik naar huis. Maar dat kan niet, want het vliegtuig staat op het punt van opstijgen. Zonder mij en zonder mijn koffers. [1] 
    • Op de expositie hangt een vergroting van een prachtig miniatuur waarop je een paar schitterende wit-blauwe vazen op een ezelkar ziet staan van een handelaar met een Mongoolse muts. [2] 
    • Automobilisten kunnen nauwelijks van het mooie uitzicht genieten. Regelmatig zijn er flinke gaten in het wegdek te ontwijken. Soms ook een groepje zigeuners op een ezelkar beladen met schroot. [3] 
90 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]
  1. De Telegraaf 31 mrt. 2018 ’Daar stond ik dan op een Marokkaans vliegveld...’
  2. NRC Dirk Limburg 5 januari 2010 Vaasjes in houten kisten
  3. NRC Merijn de Waal 2 februari 2012 Soepel saneren biedt Portugezen nog geen soelaas
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be