Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ezels·bord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ezelsbord ezelsborden
verkleinwoord ezelsbordje ezelsbordjes

Zelfstandig naamwoord

het ezelsbordo

  1. bord dat iemand zelf moet dragen en waarop staat welke stommiteit die persoon heeft begaan
    • Een Amerikaanse automobiliste die uitweek naar de stoep om een leegstromende schoolbus te passeren is door de rechter aan de schandpaal genageld. De 32-jarige Shena Hardin moet twee dagen op rij met zoveel als een ezelsbord op een kruispunt in Cleveland, Ohio gaan staan. Net als leerlingen van strenge onderwijzers uit een grijs verleden staat Hardin volgende week te kijk met een spotbord. Dat draagt de tekst: ‘Alleen een idioot rijdt over de stoep om een schoolbus te passeren’. De straf geldt tijdens de ochtendspits. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen