Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eze·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ezelen
ezelde
geëzeld
zwak -d volledig

ezelen

  1. overgankelijk uitschelden
  2. inergatief uitputtende arbeid verrichten
  3. inergatief spelen van een eenvoudig kaartspel waarbij het gaat om snelheid
Synoniemen
  1. [2] ploeteren, zwoegen, buffelen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen