zwoegen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwoe·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwoegen |
zwoegde |
gezwoegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zwoegen
- inergatief zwaar en moeilijk werk verrichten, ploeteren
- De werkers zwoegen in de mijnen.
- Het wordt weer zwoegen voor de Cito-toets.
- hijgen
- Soms is het lekker om even te zwoegen en zweten.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zwoegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwoegen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "zwoegen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwoegen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be