• stom·me·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord stommeling stommelingen
verkleinwoord stommelingetje stommelingetjes

de stommelingm

  1. (pejoratief) een dom persoon
  2. (pejoratief) iemand die domme dingen doet
    • Laat je toch niet in met die stommelingen! 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]