• tor·pe
  enkelvoud meervoud
  mannelijk     torpe     torpes  
  vrouwelijk     torpe     torpes  

[A] torpe

  1. onbeschaamd, obsceen.
  2. (moreel) laag, berucht, oneervol.
  3. zelfzuchtig.
  4. walgelijk, onrein.
  5. smerig.

[B] torpe

  1. verdovend, verlammend
  2. (figuurlijk) sociaal verlammend, verlegen
  1.   Weblink bron torpe in: Dicionário Priberam da Língua Portuguesa, em linha (2008-2021) op dicionario.priberam.org


  • tor·pe
  enkelvoud meervoud
mannelijk torpe torpes
vrouwelijk torpe torpes

torpe

  1. met moeite bewegend
  2. onhandig.
  3. onbeschoft, traag van begrip.
  4. oneerlijk, schaamteloos, onzedelijk.
  5. schandelijk, onfatsoenlijk, berucht.
  6. lelijk, grof, zonder versiering.

torpe m

  1. (abstract) het onhandige, onbeschofte enz.
  2. (persoon) kluns, stommeling