• IPA: /ˈasɪnʊs/
  • a·si·nus
  • Een Anatolisch leenwoord. Vergelijk onder andere het Griekse ὄνος en het Soemerische anšu.

ăsĭnus m

  1. (onevenhoevigen) ezel
  2. (dysfemisme) ezel, dommerik, twistzieke, nijdigaard
  • asinum tondere
    • zinloze dingen doen (letterlijk: een ezel scheren)
  • asinus ad lyram[1]
    • iemand die geen kennis van zaken heeft (letterlijk: een ezel bij een lier)
  • asinus portans mysteria[2]
    • een dommerik die doet alsof hij de waarheid in pacht heeft (letterlijk: een ezel die mysteriën draagt)
  • Asinus asinum fricat.
    • Domme mensen vleien elkaar al te veel. (letterlijk: "Een ezel wrijft een ezel.").
  • Asinos non curo.
    • Wat domme mensen over mij zeggen, kan mij niets schelen. (letterlijk: "Ik bekommer mij niet om ezels.)
  • Qui asinum non potest, stratum caedit.[3]
    • Wie de schuldige niet kan vinden, wreekt zich op een onschuldige. (letterlijk: "Wie de ezel niet kan [vermoorden], vermoordt het zadel.")
  • Sepultura asini sepelietur.[4]
    • Hij verdient het zelfs niet waardig begraven te worden. (letterlijk: "Hij zal begraven worden met een ezelsbegrafenis.")


  1. Volgens een antieke mythe (verteld door Phaedrus in de Appendix Perottina) kwam een ezel een eens lier tegen. Hij betreurde dat hij de mooie klank ervan niet zou kunnen horen, omdat hij zelf geen verstand had van musiceren.
  2. In de oudheid was de ezel betrokken bij verscheidene mysteriecultussen, onder meer die van Isis en Cybele. Tijdens hun processies droeg hij vaak een godenbeeld op zijn rug.
  3. C. Petronius Arbiter, Satyricon, boek XLV
  4. Uit de Vulgaat (Jer. 22, 19). In het jodendom mochten ezels niet begraven worden; zij werden achtergelaten op een vuilnisbelt.