Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈæːzɐɫ/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

aezel m

  1. (Hooglimburgs), (onevenhoevigen) ezel
  2. (Hooglimburgs) het bezig zijn
Verbuiging
Afgeleide begrippen