Een balkende ezel in het Kamperland.
  • bal·ken
  • In de betekenis van ‘schreeuwen van ezels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1704 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
balken
balkte
gebalkt
zwak -t volledig

balken

  1. inergatief (dierengeluid) het geluid van een ezel maken
    • De ezel stond in de wei te balken. 

de balkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord balk
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]