• ver
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ver verder verst
verbogen verre verdere verste
partitief vers verders -

ver

  1. afgelegen
    • Jij hebt wel in verre landen gewoond. 

ver

  1. op grote afstand
• Je mag best kritiek hebben, maar de scheldwoorden die je gebruikt gaan te ver. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


  • ver

vēr o

  1. lente


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ver
via
visto
volledig

ver

  1. zien


stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ver
veía
visto
volledig


  • ver

ver

  1. zien, opmerken, kijken, bekijken, aanschouwen, turen, staren


ver

  1. slaan