omver
- om·ver
- In de betekenis van ‘bijwoord van plaats: ondersteboven’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- samenstelling van om en ver [2]
omver
- niet meer rechtopstaand
- Na de worp lagen er zeven kegels omver.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- omvertrekken: De menigte trok het standbeeld van de gehate dictator omver.
|
- Het woord omver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omver" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "omver" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ omver op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be