Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ver·lo·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omverlopen
liep omver
omvergelopen
klasse 7 volledig

Werkwoord

omverlopen

  1. overgankelijk tegen iets of iemand aanlopen zodat deze valt
    • De kleine jongen werd omvergelopen door iemand die om de hoek kwam. 

Gangbaarheid